Er bestaan veel huwelijkse voorwaarden met daarin een periodiek verrekenbeding. Dit is vooral bedoeld om bij huwelijken waarbij de vermogens gescheiden blijven, het inkomen wél te delen. Bij echtscheiding leidt dit vaak tot problemen.
Op grond van veel huwelijkse voorwaarden blijven de vermogens van echtgenoten gescheiden. Door een periodiek verrekenbeding aan de huwelijksvoorwaarden toe te voegen, kunnen echtgenoten hun vermogens gescheiden houden en tegelijk het inkomen dat tijdens het huwelijk wordt verdiend samen delen. Dit houdt in dat echtgenoten de onverteerde inkomsten jaarlijks met elkaar verdelen. Dat wil zeggen: het inkomen dat na aftrek van de huishoudelijke kosten nog resteert. Een prima regeling op het eerste gezicht, maar in de praktijk wordt het periodiek verrekenbeding vaak vergeten.
Als het verrekenbeding niet jaarlijks wordt uitgevoerd, ontstaat er toch een verrekenvordering. Er geldt dan een bewijsvermoeden. Dit houdt in dat bij het einde van het huwelijk al het aanwezige vermogen wordt gezien als te verrekenen vermogen. Alleen als het aantoonbaar is dat een gedeelte van het vermogen toebehoort aan een van de echtgenoten en niet is ontstaan uit inkomen dat verrekend had moeten worden, wordt dat buiten de verrekening gehouden. Dit kan tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld de waarde van de onderneming tussen de echtgenoten verdeeld moet worden, ongeacht eventuele andere contractuele afspraken tussen de echtgenoten daarover.
In de agrarische praktijk hebben we vaak te maken met zogenaamde man-vrouw firma’s. Meestal is het nog de vrouw die op een later moment tot de onderneming van de man toetreedt. In veel vennootschaps- en maatschapscontracten met betrekking tot die samenwerkingen wordt in goed onderling overleg tussen de echtgenoten afgesproken dat in geval van een echtscheiding de man het aandeel van de vrouw in de onderneming kan overnemen tegen een waarde lonende exploitatie. Dit om de continuering van de onderneming ook in geval van echtscheiding te waarborgen. Deze bepaling kan dus tot gevolg hebben dat de vrouw minder voor haar aandeel krijgt dan waarvoor het op de balans van de onderneming staat. Zeker wanneer er ook nog een bedrijfsopvolger onder de kinderen is, stellen veel ouders het voortbestaan van de onderneming voorop. Maar zijn de huwelijksvoorwaarden gedurende het huwelijk niet jaarlijks uitgewerkt, dan kan de vrouw de man daar bij de echtscheiding nog altijd mee om de oren slaan. Immers, gelet op gemeld bewijsvermoeden verkrijgt zij dan mogelijk een hogere waarde van de onderneming dan zij contractueel afsprak en dit kan de continuering van de onderneming ernstig bemoeilijken, zo niet geheel onmogelijk maken.
aaff is graag overal van betekenis. Laat bij het opstellen en wijzigen van vennootschaps- en maatschapscontracten steeds je huwelijkse voorwaarden toetsen en mogelijk aanpassen. Je kunt hiervoor contact opnemen met onze juristen personen- en familierecht. Sowieso is het verstandig om je huwelijkse voorwaarden bij wijziging in je omstandigheden, maar in ieder geval elke vijf jaar opnieuw te laten beoordelen. Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem contact op met onze jurist personen- en familierecht.
Altijd op de hoogte van het laatste nieuws
Blijf op de hoogte van het laatste nieuws via onze LinkedIn pagina