De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) staat al enige tijd onder druk. Politici vragen zich met regelmaat af of de vrijstelling die voor de schenk- of erfbelasting voor bedrijfsopvolgers geldt niet te ruimhartig is. De overheid versoberde de regelgeving met ingang van 2024. Daarnaast zien we dat de Hoge Raad de contouren van de vrijstelling met een uitleg van het ‘Pottenbakkersarrest’ steeds duidelijker markeert.
De Hoge Raad oordeelde in het zogenaamde Potterbakkersarrest uit 1997 dat een ondernemer een bedrijfsgebouw dat hij verpacht of verhuurd tot zijn ondernemingsvermogen mag blijven rekenen. Met andere woorden, zolang er nog sprake is van een onderneming mag je een bedrijfsgebouw of perceel cultuurgrond tot je bedrijfsvermogen blijven rekenen. Dit hoort dus niet bij je privévermogen (Box 3). Als ondernemer heb je op het moment van verpachting of verhuur de keuze om het betreffende object als bedrijfsvermogen te blijven bestempelen. Hierdoor heb je de mogelijkheid om het moment van afrekenen over de stille reserves uit te stellen tot het moment van verkoop of staken van je onderneming.
In de uitspraak over de toepassing van de BOR heeft de Hoge Raad toegelicht dat het Pottenbakkersarrest betrekking heeft op het moment waarop belastingtechnisch moet worden afgerekend in winstsfeer. De Hoge Raad benadrukt hierbij dat deze situatie duidelijk verschilt van die waarin de onderneming wordt overgedragen in het kader van bedrijfsopvolging met gebruikmaking van de BOR. Bij de totstandkoming van de wet heeft de wetgever de veronderstelling gehad dat vermogensbestanddelen die als belegging worden beschouwd, niet in aanmerking hoeven te komen voor de vrijstelling. Volgens de opvatting van de wetgever kan vermogen dat als belegging wordt aangehouden, te gelden worden gemaakt zonder dat dit de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt. Een bepaald gebouw of perceel cultuurgrond dat je niet langer binnen de eigen onderneming gebruikt mag je tot het ondernemingsvermogen blijven rekenen. Maar het geeft nog geen recht op de toepassing van de BOR.
Het gevolg van deze opvatting is dat bij bedrijfsoverdracht, met het oog op de toepassing van de BOR, een onderscheid moet worden gemaakt tussen objecten die wel of niet binnen de eigen onderneming worden gebruikt. Een concreet voorbeeld van een object dat tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend maar niet in aanmerking komt voor de BOR-vrijstelling, is de ondergrond van een windturbine of zonnepark die is verhuurd aan de exploitant van het desbetreffende park. Ondanks dat de opbrengsten bijdragen aan de ondernemerswinst, moet dit toch worden beschouwd als beleggingsvermogen. Dit vraagstuk speelt ook bij bedrijfsgebouwen die worden verhuurd voor opslag aan derden of bij gronden die worden verpacht.
Deze opvatting zien we ondertussen terug in de gewijzigde regelgeving rondom de BOR. De toepassing van de BOR blijft dan ook maatwerk. Zeker met het oog op de toekomst waarin de overheid de regeling rondom de BOR verder inperkt en de bedragen voor de vrijstelling verlaagt is het belangrijk om je vooraf goed te laten informeren en tijdig te beginnen met het uitstippelen van het overnamepad.
aaff is graag overal van betekenis. Wil je meer weten over de BOR en inkomstenbelasting? Neem contact op met onze belastingadviseur.
Altijd op de hoogte van het laatste nieuws
Blijf op de hoogte van het laatste nieuws via onze Facebookpagina